Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt de Heere HEERE: [95]Gaat henen, dient een ieder zijn drekgoden, ook [96]hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt niet meer [97]Mijn heiligen Naam, met [98]uw giften en met uw drekgoden. 95. Een bevel spottenderwijze en uit zeer bittere toornigheid gegeven tot een teken, dat Hij dit hardnekkig volk verliet en verwierp; vergelijk Richt.10:14; 1 Kon.22:15; Job 38:3, en de aantekening. 96. Te weten nadat gij uit Judea gevankelijk zult weggevoerd zijn. 97. Hebreeuws, den naam mijner heiligheid. 98. Te weten die gij uwen afgoden geeft en offert, en dat kwanswijs uit een goede bedoeling, tot mijne eer, gelijk gij voorgeeft.